bn.,
1. niet gemeenschappelijk met iem. anders: een Eden, voor de vreugd geschapen, is, ongedeeld, een woestenij (Staring);
2. onverdeeld, in zijn geheel blijvende : de éne, ongedeelde koninklijke wil;
3. (plantk.) zonder diepe insnijdingen of afdelingen: ongedeeld blad;
4. onvermengd: een ongedeeld geluk ergens in vinden.