Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ongebroken

betekenis & definitie

bn.,

1. niet stukgemaakt: er zijn nog fijne snaren ongebroken gebleven ;
2. niet in delen gesplitst, inz. van een scheepslading die op de plaats der bestemming aankomt zoals zij bij het vertrek was ingescheept: het stoomschip Sumatra is met ongebroken lading te Rotterdam binnengekomen;
3. onverbroken: ongebroken trouw; een ongebroken eenheid.

< >