Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Onbetuigd

betekenis & definitie

bn., alleen in de uitdr. zich niet onbetuigd laten, niet nalaten getuigenis van zich te geven, zich openbaren in zijn handelingen (vgl. Hand. 14:17) thans bep. in de zin van duchtig meedoen: hij liet zich niet onbetuigd bij het fijne diner.

< >