bn.,
1. (van pers.) niet benoemd, niet door verwanten of betrekkingen uitgekozen om zijn naam aan een kind te geven: de grootvader van zijn vrouw is nog onbenoemd, maar zodra er weer een jongen komt, krijgt die zijn naam;
2. (rechtst.) onbenoemde overeenkomsten, overeenkomsten van eigen karakter, die niet vallen onder de onder bepaalde naam (b.v koop, huur enz.) bekende;
3. (rekenk.) niet vergezeld van de naam der voorwerpen, waaruit een hoeveelheid bestaat: twaalf is een onbenoemd getal, twaalf messen een benoemd getal.