Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Onbenoembaar

betekenis & definitie

bn.,

1. (van pers.) niet benoemd kunnende worden, onbevoegd om tot zeker ambt of zekere betrekking aangesteld of verkozen te worden: hij is onbenoembaar voor de raad als gemeenteambtenaar;
2. (van zaken) niet vatbaar om met een naam te worden aangewezen: zij bedreven onbenoembare dingen.

< >