Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Omtimmeren

betekenis & definitie

I. (timmerde om, heeft omgetimmerd), timmerend bezig zijn: het werkvolk timmert nu al een maand in die kamer om, maar het komt niets verder;

II. (omtimmerde, heeft omtimmerd), aan alle kanten met timmerwerk omgeven: de kamer is overal met ruime kasten omtimmerd.

< >