(scharrelde om, heeft en is omgescharreld),
1. (gemeenz.) scharrelen langs de omtrek van iets: daar komt die oude paai weer de hoek omscharrelen;
2. scharrelend omgaan: de zieke scharrelt in de kamer om;
3. met moeite en veel gehaspel met iets te werk gaan: je weet niet, hoe hij met dat werkje heeft omgescharreld.