(laveerde om, heeft en is omgelaveerd),
1. laveren langs de omtrek van het aangewezen voorwerp of de genoemde plaats: wij hebben netjes de bank omgelaveerd;
2. laverend her- en derwaarts zeilen; — (scherts.) heen en weer zwaaiend omlopen: troepen dronken volk hebben de ganse dag in de stad omgelaveerd.