I.(laveerde, heeft en is gelaveerd),
1. (zeilv.) beurtelings over de ene en de andere boeg zeilen ten einde tegen de wind op te werken.
2. met wankelende, niet geregelde gang lopen, inz. van iem. die beschonken is: dronken over straat laveren.
3. (fig.) zich naar de omstandigheden schikken, schipperen; (ook wel) uitvluchten zoeken.