Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Omkijken

betekenis & definitie

(keek om, heeft omgekeken),

1. achterwaarts kijken, het hoofd omdraaien en de blik naar achteren wenden, omzien: hij keek wel tienmaal om, of ik hem volgde;
2. naar iem. of iets omkijken, er met belangstelling naar zien, met het doel om op de persoon of de zaak toe te zien of er voor te zorgen: hij keek naar zijn zaken, zijn boeken niet om; naar iem. niet omkijken, zich niet om hem bekreunen, hem links laten liggen;
3. om zich heen kijken, rondzien: hoe hij ook omkeek, hij zag niets; — naar een huis, een nieuwe meid omkijken, er naar uitkijken, met het doel om ze te bekomen.

< >