o. (-ën),
1. smartelijke gewaarwording in het lichaam, nadat enig ongemak verdwenen is; in ’t bijz. de naweeën, pijnlijke aandoening na de verlossing;
2. (fig.) pijnlijk gevolg: een halve eeuw lang deden zich de naweeën van de oorlog gevoelen;
3. (thans w. g.) gevoel van leedwezen, wroeging: zij dacht aan hem met nawee.