I. MOFFELEN
(moffelde, heeft gemoffeld),
1. iets behendig in zijn moffel wegstoppen;
2. wegkapen;
3. iets (ter sluiks) ergens wegstoppen : iets in zijn zak moffelen;
4. wroeten aan iets: hij moffelde even aan zijn hoed;
5. (gew.) iem. instoppen, inwikkelen: een zieke in ’t bed moffelen;
6. (Barg.) dood maken.
II. MOFFELEN, (moffelde, heeft gemoffeld), (gew.)
1. brommen, mompelen, prevelen;
2. kauwen, knabbelen ;
3. smullen.
III. MOFFELEN (moffelde, heeft gemoffeld), lakken en bij hoge temp. in een speciale oven drogen waardoor een harde deklaag ontstaat: een fiets, een badkuip moffelen.