Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Mijter

betekenis & definitie

I. m. (-s), (gew.)

1. mijt;
2. van houtwormen doorvreten hout;
3. (fig.) ontevreden, knorrig persoon;

II. (<Lat.-Gr.), m. (-s),

1. liturgisch hoofddeksel met twee punten bij kerkelijke plechtigheden gedragen door bisschoppen en sommige andere prelaten;
2. (fig.) de bisschoppelijke waardigheid;
3. (boekb.) gedreven sieraad.

< >