(meesterde, heeft gemeesterd),
1. (veroud.) iem. of iets meester zijn; er over bevelen.
2. (gew.) geneeskundig behandelen: wie meestert er bij hem?, wie is zijn dokter?
3. zich geneeskundig laten behandelen: hij heeft al wat lang gemeesterd; dokteren en meesteren, dikwijls genees- en heelkundige behandeling nodig hebben.