Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Magnetisch

betekenis & definitie

bn. bw.,

1. de aantrekkingskracht van een magneet bezittend: deze naald is magnetisch;
2. van den aard van, m. betr. t., in verband met, veroorzaakt door het magnetisme: magnetische kracht, stroom, aantrekking, afstoting; magnetische pool, punt op aarde waarheen de magneetnaald wijst; magnetische storm, tijdelijk sterke afwijking in het veld van het aardmagnetisme ; een magnetisch veld;
3. door dierlijk magnetisme veroorzaakt: magnetische slaap;
4. (fig.) sterk aantrekkend : een magnetische kracht gaat van hem uit.

< >