(lukte, is gelukt),
1. gelukken, goed uitvallen, wel slagen, tot stand komen: we zullen eens 'proberen, of het lukken wil; — dat zal niet lukken, niet gaan, niet mogelijk zijn, niet toegestaan worden;
2. (Zuidn.) (van vruchten) een goede oogst opleveren: de appels zijn goed gelukt van het jaar.