(lonkte, heeft gelonkt),
1. een korte, vriendelijke, soms zijdelingse blik toewerpen, inz. een verliefde of lokkende blik : een zoet lonkende sirene ; lonken op, naar;
2. (Zuidn.) begerige blikken werpen: de kat lonkt naar de muis ;
3. (Zuidn.) loeren : zij lonkte naar binnen ;
4. (gew.) loensen, een weinig scheel zien ;
5. (Zuidn.) met één oog dichtgeknepen, kijken of iets recht is.