Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Lik

betekenis & definitie

m. (-ken),

1. handeling van likken; beweging met de tong over iets; — zoen;
2. (fig.) een lik om de oren, een lik uit de pan, een oorvijg;
3. zoveel als men met de tong kan opnemen, kleine hoeveelheid: een lik stroop, een lik verf;
4. (gemeenz.) kleefstof die men met de tong bevochtigt: een postzegel waar de lik af is.

< >