m. (-en),
1. verzoening; vrede: — het vrede maken of sluiten ; — (zeew.) het biedt geen zoen, het weer wil niet bedaren;
2. betering, boete : tot zoen harer misdaad;
3. zoengeld:
4. in het grootste deel van N.-Nederl. het gewone woord voor kus: iem. een zoen geven;
5. (Barg.) verraderlijke messtoot.
ZOENTJE, o. (-s).