Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Lijfelijk

betekenis & definitie

bn. bw.,

1. lichamelijk, in levenden lijve: een lijfelijk mens en geen geest;
2. op het lichaam betrekking hebbende: het lijfelijke leven; — vleselijk, naar den bloede: zijn lijfelijke broeder, zijn eigen broeder;
3. (Zuidn.) onafgebroken: lijfelijk regenen.

< >