bn. bw.,
1. lichamelijk : vleselijke aanwezigheid ; — betr. hebbend op het vlees, het lichaam : vleselijke gemeenschap tussen man en vrouw, de bijslaap, bekenning ;
2. eigen aan, behorend tot de zinnelijke, lichamelijke mens, zinnelijk: vleselijke lusten; vleselijke liefde gevoelen;
3.in den bloede bestaande, bloedeigen: mijn vleselijke broeder.