I. m.,
1. krulling, het krullen: er zit geen krul in dat haar, het wil maar niet krullen; de krul is er uit;
2.aardappelziekte waarbij het loof gaat krullen.
II. bw., (gew.) in de uitdr. ’t is krul (aan), gezegd van twee personen die erg vertrouwelijk of druk met elkaar omgaan ; ook : ‘t is krul aan, ’t zal pruiken regenen.