Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Krammen

betekenis & definitie

(kramde, heeft gekramd),

1. met een kram of met krammen vastmaken; — (gebarsten of gebroken aardewerk) aaneenhechten met dun metaaldraad dat door vooraf gemaakte gaatjes wordt getrokken : je moet die kom laten krammen;
2. (zeew.) de zeilen met kramgarens bevestigen ;
3. (van varkens) een ring van ijzerdraad door de neus steken om hun het wroeten te beletten;
4. (dijkw.) een krammat leggen of bevestigen, inz. het aanbrengen van de bebeugeling.

< >