m. (-s),
1. iem. die krabt; — (Zuidn.) knoeier ;
2. werktuig om te krabben, schrapijzer ; merkijzer (voor wijnvaten) ; — (diev.) breekijzer ; — gereedschap om geschut van binnen te reinigen ; — werktuig om het baggerveen te slechten ; — landbouwgereedschap om de bovenste laag van de grond om te woelen ; (ook) om aardappels te rooien enz. ;
3. (scheepst.) dubbel touw met kousen en een haak om iets te steunen of schrap te zetten.