Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Koster

betekenis & definitie

m. (-s),

1. kerkelijk bediende die met de dagelijkse zorg voor het kerkgebouw en de kerkdienst belast is, kerkbewaarder : de koster moet de klokken luiden ;

(Zuidn.) ’s kosters koe mag op het kerkhof weiden, gezegd van iem. die boven anderen bevoordeeld wordt;

2. (gew.) schoolmeester.

< >