I. v. (-en),
1. zware stok om mee te slaan, van onderen dikker dan van boven, inz. als wapen van primitieve volken en in de M.E. ; met een knots gewapend.; do knots van Hercules ; — in afgeronde vorm gebruikt bij gymnastische oefeningen;
2. (Zuidn.) bobbel, knobbel; — groot brok ;
3. (vliegert.) knotsen, bergen ;
4. platboomd vissersvaartuig op de Westerschelde, inz. voor de garnalenvangst;
II. bn. bw., (niet alg., gemeenz.) dwaas, idioot: die vent is knots ; een knots idee.