Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kneuzen

betekenis & definitie

(kneusde, heeft gekneusd), door een slag of stoot of door plotselinge druk beschadigen, t.w. oppervlakkig, zó dat er een deuk of plek ontstaat: gekneusde eieren ; je moet de peren niet kneuzen ; — van het lichaam en zijn delen : door slaan of drukking kwetsen, zodat de weefseldelen gescheiden worden en uitstorting van bloed (soms vrij diep binnenin) plaats heeft, zonder dat er een eigenlijke wonde ontstaat: mijn arm is gekneusd; kneuzende wapenen, stokken, knotsen enz.; — ook als techn. bewerking : door slaan verdelen, maar niet heel fijn ; — (fig.) benadelen, schade toebrengen, afbreuk doen: een gekneusde reputatie; gekneusde trots.

< >