bn. bw. (-er, -st),
1. (veroud.) gemelijk, verdrietig, pruttelend;
2. (gew.) gekreukt, gefrommeld;
3. behaaglijk, gezellig en prettig, lekkertjes, knusjes : wij zaten zo kneuterig bij elkander.
Gepubliceerd op 01-01-2021
betekenis & definitie
bn. bw. (-er, -st),
1. (veroud.) gemelijk, verdrietig, pruttelend;
2. (gew.) gekreukt, gefrommeld;
3. behaaglijk, gezellig en prettig, lekkertjes, knusjes : wij zaten zo kneuterig bij elkander.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: