Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kladden

betekenis & definitie

(kladde, heeft geklad),

I. overg.,
1. als een klad aanbrengen op, smeren: wie heeft dat op de muur geklad?
2. haastig en slordig neerschrijven: een paar woorden op een papiertje kladden; — (abs.) slecht schilderwerk maken;

II. onoverg.,

1. vlakken maken, knoeien, morsen: hij kan geen bladzijde schrijven, zonder te kladden; 2. (kooph.) met een waar kladden, knoeien, ze onder de prijs verkopen;
3. vlekken geven, doen ontstaan (vooral van schrift): laat het eerst goed drogen, anders kladt het; — het papier kladt, vloeit.

< >