v. (-nen),
1. voorste ronding van de onderkaak bij de mens zoals deze zich uitwendig vertoont, het onderste deel van het aangezicht, het uitstekend deel onder de mond: een spitse kin ; het kuiltje in de kin; een ruige, ongeschoren kin ; iem. onder de kin strijken; met de hand onder de kin zitten; (Zuidn.) een dubbele kin, een onderkin; — (ontl.) het uitstekende middelgedeelte van het onderste kaakbeen ; — ook het overeenkomstige deel bfi paarden en andere dieren ;
2. (zeew.) voorste gedeelte van de kiel, voorstevenknie.