o. (-s),
1. kleine kuil: de kat maakt een kuiltje; — in ’t bijz. voor een putje in de grond, waarin de kinderen met knikkers of knopen spelen ;
2. kleine holte zoals die zich bij sommige mensen in wangen of kin vertoont of bij bepaalde bewegingen daarin ontstaat: een kuiltje in de kin is een der zeven schoonheden; als zij lacht krijgt zij kuiltjes in haar wangen.