v. (-ten),
1. onderaards bomvrij gewelf in permanente verdedigingswerken, tot bewaarplaats van munitie en levensmiddelen, of voor het veilig opstellen van soldaten en geschut bestemd;
2. (Zuidn.) bedstede: in zijn kazemat kruipen, gaan slapen; (fig.) in de kazematten zijn, zitten, ongesteld zijn.