(ging kapot, is kapotgegaan),
1. breken, stukgaan: zo zal die stok kapotgaan; gaten krijgen: mijn kousen, schoenen gaan kapot; 2. (plat) doodgaan, sterven : hij zal wel gauw kapotgaan.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: