Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Jou

betekenis & definitie

de vorm van de 3de en 4de nv. bij het pers. vn. jij: jou moet ik hebben; dat is voor jou; — (zegsw.) van heb ik jou daar (na een ww.), duchtig, geweldig: schreeuwen van heb ik jou daar; — als vocatief bij scheldw.: jou smeerpoes! ; jou vlegel!

< >