Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Jammeren

betekenis & definitie

(jammerde, heeft gejammerd),

1. zijn pijn of leed in klagende geluiden of luide weeklachten uiten, weeklagen: de zwakke moeder schreit en jammert op een graf; jammeren om (over) zijn ongeluk; — weeklagend zeggen; — bij verg. ook van de wind, klagelijk gieren;
2. (veroud., Zuidn.) het jammert mij, ik heb medelijden (met), het spijt mij, ik betreur.

< >