(spoot in, heeft ingespoten),
1. naar binnen spuiten;
2. door spuiten, met een spuit inbrengen : koelwater inspuiten; serum bij iem. inspuiten; met objects verwisseling; ik moet dagelijks mijn oor inspuiten met dit vocht;
3. spuitende indrijven: palen inspuiten, door een krachtige waterstraal langs de voet
de aarde wegspuiten, zodat de paal inzakken kan;
4. door spuiten breken: de glazen inspuiten.