(bouwde in, heeft en is ingebouwd),
1. met andere gebouwen omringen, omgeven: vroeger lag dit park aan de rand der stad, maar nu is het al aardig ingebouwd; — (scherts.) erg ingebouwd zitten, dicht omringd door anderen, benauwd;
2. (iets) zo bouwen dat het zich geheel of ten dele in iets anders bevindt: die toren is ingebouwd, staat niet vrij voor de kerk;
3. (germ.) een radiotoestel met ingebouwde luidspreker.