(boette in, heeft ingeboet),
1. in de plaats brengen van iets dat uitgevallen is of vervangen moet worden: een nieuw stuk (in een net) inboeten; (pap.) nieuwe vilten inboeten, in plaats van die versleten zijn;
(gew.) glazen inboeten, nieuwe ruiten inzetten; — inz. : in de plaats van verwijderde of dode planten nieuwe tussenplanten, bijplanten (in de bosbouw, in koffieplantages enz.);
2. kwijt raken, verliezen: zijn betrekking, zijn leven kon hij er bij inboeten; gel/l bij iets inboeten, verliezen, verspelen.