Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hullen

betekenis & definitie

(hulde, heeft gehuld), geheel kleden, wikkelen (in), om-, inhullen: hij was in een mantel gehuld-; alles was in rook gehuld ; — zich hullen, zich kleden : zij hulde zich in zijde en satijn ; — (fig.) zich in een waas van geheimzinnigheid hullen, zich er mee omgeven.

< >