Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hoogtijd

betekenis & definitie

m. (-en),

1. (R.-K.) hoge kerkelijke feestdag ; (overdr., inz. Zuidn.) het Sacrament des Altaars,, de H. Communie: hoogtijd houden; zalig hoogtijd, zegenwens na het ontvangen van de H. Communie;
2. feest, feestdag; hoogtijd houden, vieren, feestvieren.

< >