Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hit

betekenis & definitie

1. m. (-ten), klein soort van paard, afkomstig van Hitland (de Shetlandse eilanden bij Schotland): span de hit voor het wagentje ; dubbele hit, grootste soort van hitten;

2. v., aankomend of halfwas dienstmeisje, loopmeisje; gewoonlijk daghit.

< >