(fopte, heeft gefopt),
1. op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden, verschalken ; — 2. er in laten lopen, in een onaangename positie brengen : je hebt me lelijk gefopt, beetgenomen.
FOPPER, m. (-s), FOPSTER, v. (-s). FOPPERIJ', v. (-en), bedrog, misleiding, verschalking. FOPSPEEN, v. (...spenen), loze speen aan een ivoren ring waarop men kleine kinderen laat zuigen. FOPZWAM, v. (-men), bruine en blauwe eetbare zwam (Laccaria laccata en amethystina).