I.
1. jongensnaam, uit Philippus ;
2. (Zuidn.) soort van sappige peer: enkele en dubbele flippen;
3. (dievent.) flippee, geld.
II. zn.,
1. (dievent.) lade, kast, bergplaats in 't alg.:
2. (Zuidn. diev.) neus : iem. bij zijn flip pakken, hem bij de neus nemen, hem beetnemen; 3. (gew.) klein broodje.