Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Fama

betekenis & definitie

de faam, godin van het gerucht, geen eigenlijke mythologische figuur, hoewel Virgilius (Aen. 4, 178 vgg.) haar een dochter noemt van Tellus ; hij stelt haar voor als gevleugeld en met evenveel ogen en oren, tongen en monden, als zij veren aan het lichaam draagt.

< >