Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Erfpacht

betekenis & definitie

v. (-en), pacht waarvan de duur niet aan het leven van de pachter verbonden is; het in gebruik en genot afstaan van een onroerend goed (gewoonlijk door een gemeente of de Staat) tegen betaling van een jaarlijkse pacht (in geld, voortbrengselen of vruchten), veelal voor een tijd van 99 jaren: een stuk grond in erfpacht uitgeven; — ook hetgeen voor zulk een pacht verschuldigd is.

< >