Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie O
- Oudovergrootmoeder
- Oudovergrootvader
- Oudraad
- Oudroest
- Oudroestverkoper
- Ouds, van
- Oudsher, van
- Oudsoldaat
- Oudste
- Oudstrijder
- Oudstrijdersbond
- Oudstrijdersvereniging
- Oudtante
- Oudte
- Oudtestamenticus
- Oudtestamentisch
- Oudtijds
- Oudvader
- Oudvaderlands
- Oudvaderlijk
- Oudvlaams
- Oudwijf
- Oudwijfs
- Ouistiti
- Ouken
- Oulings
- Our doubts are traitors and make us lose the good we oft might win, by fearing to attempt
- Our sincerest laughter with some pain is fraught
- Out
- Out of bounds
- Outaar
- Outcast
- Outer
- Outillage
- Outilleren
- Outreren
- Outrigged
- Outsider
- Ouverture
- Ouvreuse
- Ouwe
- Ouwel
- Ouwelbakker
- Ouwelcapsule
- Ouweldoos
- Ouwelijk
- Ovaal
- Ovaaltje
- Ovariaal
- Ovariotomie
- Ovarisme
- Ovarium
- Ovatie
- Oven
- Ovenas
- Ovenbank
- Ovenbeest
- Ovenbrand
- Ovenbuur
- Ovendekkertje
- Ovendeur
- Ovendweil
- Ovenen
- Ovengaffel
- Ovengalmei
- Ovengang
- Ovengat
- Ovengerief
- Ovengloed
- Ovenhitte
- Ovenhout
- Ovenhuis
- Ovenist
- Ovenjongen
- Ovenkoek
- Ovenkrabber
- Ovenlading
- Ovenmond
- Ovenmuur
- Ovenpaal
- Ovenplaat
- Ovenschacht
- Ovenschop
- Ovensteen
- Ovenstok
- Oventegel
- Oventje
- Ovenvloer
- Ovenvogel
- Ovenvuur
- Ovenwis
- Over
- Over en weer
- over krijgen
- over kunnen
- over moeten
- over raken
- Over rammelen
- over willen
- Overaangenaam