Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie N
- Natriumbicarbonaat
- Natriumcarbonaat
- Natriumchloride
- Natriumlamp
- Natriumsulfaat
- Natriumverbinding
- Natriumzout
- Natroliet
- Natron
- Natronaluin
- Natronglas
- Natronkalk
- Natronloog
- Natronzouten
- Natslijpen
- Natspinnen
- Natté
- Natten
- Nattig
- Nattigheid
- Natura
- Natura abhorret vacuum
- Natura ii fece, e poi ruppe la stampa
- Natura naturans
- Natura nil agit
- Natura non facit saltus
- Natura potentior arte
- Natura sanat, medicus curat morbos
- Naturae convenienter vive
- Naturae se superantis opera
- Naturalia non sunt turpia
- Naturalibus, in
- Naturaliën
- Naturaliënkabinet
- Naturalisatie
- Naturalisatiegelden
- Naturalisatiewet
- Naturaliseren
- Naturalisme
- Naturalist
- Naturalistisch
- Naturam expellas furca, tarnen usque recurret
- Nature hath fram’d strange fellows in her time
- Nature, thou art my goddess
- Nature’s mighty law is change
- Naturel
- Naturellen kwestie
- Naturelpapier
- Naturen
- Natuur
- Natuurafgietsel
- Natuurbad
- Natuurbescherming
- Natuurbeschouwing
- Natuurbeschrijving
- Natuurboek
- Natuurboter
- Natuurcement
- Natuurdienst
- Natuurdrift
- Natuurdruiven
- Natuurdruk
- Natuurgas
- Natuurgeest
- Natuurgeneeskunde
- Natuurgeneeswijze
- Natuurgenoot
- Natuurgenot
- Natuurgetrouw
- Natuurgevoel
- Natuurgewrocht
- Natuurgodsdienst
- Natuurgroen
- Natuurhistorisch
- Natuurijs
- Natuurkarton
- Natuurkenner
- Natuurkennis
- Natuurkeus
- Natuurkind
- Natuurkracht
- Natuurkunde
- Natuurkundeboek
- Natuurkundeles
- Natuurkundelokaal
- Natuurkundeproef
- Natuurkundig
- Natuurkundige
- Natuurleer
- Natuurleven
- Natuurlied
- Natuurlijk
- Natuurlijkerwijze
- Natuurlijkheid
- Natuurmagneet
- Natuurmens
- Natuurmonument
- Natuurmythologie
- Natuuronderzoek
- Natuuronderzoeker
