Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie M
- Monopsychieten
- Monorchisme
- Monosyllabe
- Monosyllabisch
- Monotheïsme
- Monotheïst
- Monotheïstisch
- Monotheleten
- Monotonie
- Monotonisch
- Monotoon
- Monotype
- Monotypegieter
- Monotypie
- Monovalent
- Monroeleer
- Monseigneur
- Monsieur
- Monsieur de la palisse
- Monster
- Monsterachtig
- Monsterachtigheid
- Monsteradres
- Monsterbal
- Monsterblad
- Monsterboek
- Monstercollectie
- Monsterdier
- Monsterdoos
- Monsterdraak
- Monsteren
- Monsterfactuur
- Monstering
- Monsterkaart
- Monsterkamer
- Monsterkanon
- Monsterlijk
- Monsterlijst
- Monsterman
- Monstermeeting
- Monsteroplankje
- Monsterpeer
- Monsterpetitie
- Monsterplaat
- Monsterplaats
- Monsterproces
- Monsterrol
- Monstersteker
- Monsterverbond
- Monstervergadering
- Monsterzakje
- Monstrans
- Monstrueus
- Monstrum
- Monstrum eruditionis
- Monstuositeit
- Montaanwas
- Montage
- Montagebouw
- Montagehal
- Montagekamer
- Montagesteiger
- Montagetafel
- Montagewagen
- Montagewerkplaats
- Montagnard
- Montagne
- Montant
- Montbretia
- Monté sur la faïte, il aspire à descendre
- Monter
- Monteren
- Monterheid
- Montering
- Montes auri polliceri
- Montessori-onderwijs
- Montessori-school
- Monteur
- Montgolfière
- Montrer patte blanche
- Montuur
- Monument
- Monumentaal
- Monumentenzorg
- Monumentum aere perennius
- Mooi
- Mooi-meisje
- Mooidoener
- Mooidoenerij
- Mooierd
- Mooiheid
- Mooiigheid
- Mooiklinkend
- Mooimakerij
- Mooipraten
- Mooiprater
- Mooipraterij
- Moois
- Mooischrijverij
- Mooitjes
