Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie D
- Demarcatielijn
- Demarcatietroepen
- Démarche
- Demarqueren
- Demaskeren
- Démasqué
- Demee
- Dementeren
- Démenti
- Dementia
- Demeter
- Demetrius
- Demi
- Demi-finale
- Demi-fortune
- Demi-mondaine
- Demi-monde
- Demi-vierges
- Demietje
- Demilitariseren
- Demilitarisering
- Demissie
- Demissionnair
- Demitteren
- Demiurg
- Demobilisatie
- Demobiliseren
- Democraat
- Democratie
- Democratisch
- Democratisering
- Democritus
- Demodocus
- Demografie
- Demografisch
- Demon
- Demon tage
- Demonetisatie
- Demonetiseren
- Demonisch
- Demonisme
- Demonomanie
- Demonstratie
- Demonstratief
- Demonstreren
- Demonteren
- Demoralisatie
- Demoraliseren
- Demosthenes
- Dempen
- Demper
- Dempgording
- Demphout
- Dempig
- Dempigheid
- Demping
- Dempingsvlak
- Den himmel überlassen wir den engeln und spatzen
- Den lieh’ ich, der unmögliches begehrt
- Den zufall gibt die vorsehung, zum zwecke muss ihn der mensch gestalten
- Den, naaldboom
- Den, vloer
- Den(g) deng
- Denappel
- Denatureren
- Denderen
- Denderend
- Denderkit
- Dendriet
- Dendrograaf
- Dendrografie
- Dendroliet
- Dendrologie
- Dendrometer
- Dengue
- Denier
- Denigreren
- Denique coeium
- Denk
- Denkarbeid
- Denkbaar
- Denkbaarheid
- Denkbeeld
- Denkbeeldig
- Denkbeeldigheid
- Denkelijk
- Denken
- Denkend
- Denker
- Denkfout
- Denkkracht
- Denkoefening
- Denksport
- Denkster
- Denkstijl
- Denkvermogen
- Denkvormen
- Denkwet
- Denkwijs
- Denkwijze