Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie S
- SPOTSTER
- SPOTSWIJS, SPOTSWIJZE
- SPOTTELOOS
- SPOTTEN
- SPOTTENDERWIJS, SPOTTENDERWIJZE
- SPOTTER
- SPOTTERNIJ
- SPOTTIG
- SPOTVOGEL
- SPOTWOORD
- SPOTZIEK
- SPOTZUCHT
- SPOUW
- SPOUWANKER
- SPOUWEN
- SPOUWER
- SPOUWERTJE
- SPOUWGANG
- SPOUWIJZER
- SPOUWING
- SPOUWLAT
- SPOUWLEER
- SPOUWMUUR
- SPOUWMUURTJE
- SPOUWWAFEL
- SPOUWWIG
- SPRAAK
- SPRAAKBELEMMERING
- SPRAAKCENTRUM
- SPRAAKGEBREK
- SPRAAKGEBREKKIGE
- SPRAAKGEBRUIK
- SPRAAKGELUID
- SPRAAKKLANK
- SPRAAKKUNDIG
- SPRAAKKUNST
- SPRAAKKUNSTENAAR
- SPRAAKKUNSTIG
- SPRAAKLEER
- SPRAAKLERAAR
- SPRAAKLERARES
- SPRAAKMAKEND
- SPRAAKMELODIE
- SPRAAKORGAAN
- SPRAAKSTOORNIS
- SPRAAKVERMOGEN
- SPRAAKVERWARRING
- SPRAAKVORM
- SPRAAKWATER
- SPRAAKWENDING
- SPRAAKWERKTUIG
- SPRAAKZAAM
- SPRAAKZAAMHEID
- SPRAKE
- SPRAKELOOS
- SPRAKELOOSHEID
- SPRANG
- SPRANK
- SPRANKEL
- SPRANKELEN
- SPRANKELVUUR
- SPRANKJE
- SPRANT
- SPREEK
- SPREEKBEURT
- SPREEKBUIS
- SPREEKCEL
- SPREEKGESTOELTE
- SPREEKGEZELSCHAP
- SPREEKHOORN, SPREEKHOREN
- SPREEKHORENTJE
- SPREEKKAMER
- SPREEKKAMERTJE
- SPREEKKOOR
- SPREEKLES
- SPREEKMAAT
- SPREEKMACHINE
- SPREEKMANIER
- SPREEKOEFENING
- SPREEKONDERWIJS
- SPREEKPLAATS
- SPREEKSTEM
- SPREEKSTER
- SPREEKSTOEL
- SPREEKTAAL
- SPREEKTECHNIEK
- SPREEKTIJD
- SPREEKTRALIE
- SPREEKTRANT
- SPREEKTROMPET
- SPREEKUUR
- SPREEKVERTREK
- SPREEKWIJZE
- SPREEKWIMPEL
- SPREEKWOORD
- SPREEKWOORDELIJK
- SPREEKWOORDENBOEK
- SPREEKWOORDJE
- SPREEUW
- SPREEUWBES
